Laatste jaren

Nationale cultuurtaak, dat in 1947 verscheen, was Van der Leeuws reactie op zijn kortstondige ministerschap. Het pleidooi dat hij in Balans van Nederland al had verwoord, werkte hij nu uit tot een brede visie, die zowel een theoretisch standpunt als concrete beleidslijnen omvatte. Terwijl zijn boeken uit de jaren twintig en dertig in deze periode herdrukken beleefden, overkwam Nationale cultuurtaak wat Wegen en grenzen vijftien jaar tevoren was overkomen: het bleef onopgemerkt. Alleen het weekblad Vrij Nederland oordeelde: 'Zijn tijd moet nog komen.'

Fokke Sierksma wees in 1975, toen de Rijksuniversiteit Groningen Van der Leeuws vijfentwintigjarige sterfdag herdacht, op de pessimistische ondertoon van Nationale cultuurtaak. 'Als ik me niet sterk vergis, was hij op zijn colleges van voor de oorlog al pessimistisch met betrekking tot de toekomst van het Westen, maar dat pessimisme werd door de teleurstelling na de bevrijding in 1945 wanhoop.' De zozeer gewenste doorbraak was mislukt. Tot nihilisme liet hij zich echter niet verleiden: hij werkte door aan nieuwe studies en maakte tal van reizen, onder andere om lezingen te houden en eredoctoraten in ontvangst te nemen. In september 1950 - al door ziekte gehinderd - zat hij in Amsterdam nog het zevende internationale godsdiensthistorische congres voor. Twee maanden later, op 18 november 1950, overleed hij te Utrecht. Hij werd in Den Haag begraven.